DeletedUser
Guest
Ik begin er maar vast mee.
Algemeen
Naam: Marbok
Leeftijd: 18
Geslacht: Man
Klasse/ beroep: Heeft in het verzet van Lutter Pour La Liberté gezeten en kan zodoende met wapens overweg. Verder is hij een gewone boer.
Uiterlijk
Bouw: Bovengemiddeld lang en mager.
Haar: Zwart.
Ogen: Blauw.
Kleding: Een versleten berenvel.
Algemene eerste indruk: Marbok lijkt iemand die niet lekker in zijn vel zit en maakt een lichtelijk gestoorde indruk als hij over zijn idealen begint. Maar het is aan hem te zien dat hij trouw is, de beste bedoelingen heeft en een onverzettelijk mens is.
Innerlijk
Karakter: Marbok is een idealist. Hij vindt het vreselijk om leed te zien en wil dit altijd, goedschiks of kwaadschiks, de wereld uit helpen. Dit is op zich een mooi iets, maar het is ook een vervelend nadeel omdat dit hem roekeloos en onverstandig kan maken. Als hij iemand als slecht mens heeft bestempeld, wil hij er niet aan dat met deze persoon ook te onderhandelen valt. Zijn idealisme zal hem ooit noodlottig worden. Ook heeft Marbok een buitengewoon sterk eergevoel.
Houd van: Leidersfiguren die naar zijn mening goed functioneren en daadkrachtig optreden.
Houd niet van: Mensen die hij als ‘laf’ bestempelt, doordat ze niet direct iets willen aanpakken. Evenmin houdt hij van mensen die hem willen betuttelen.
Verhaal:
Hij lag gekneveld op de grond onder de nachtelijke hemel. Ruwe stemmen om hem heen spraken over hem, maar hij kon daar vanwege zijn fysieke toestand geen aandacht aan besteden. Hij had een pijlwond in de buik en zijn linkerarm was opengereten. Hij was zo pijnlijk gebonden, dat hij pijn voelde over zijn hele lijf. Maar kermen deed hij niet en toonde niets van zijn lijden, want dat plezier wilde hij Keham niet gunnen.
Waarom lag hij hier, gevangen en vernederd? Waarom zegevierde het recht niet? Ooit waren de tijden beter geweest in het boerendorp Peklion. Hij herinnerde zich mooie tijden uit zijn jeugd, waarin hij met zijn ouders in hun zonovergoten veld stonden. Maar 12 jaar geleden, hij was toen 6, werd alles van de ene op de andere dag anders. Het stamhoofd werd vermoord en een duistere groep, de (...), had de macht gegrepen. Vanaf dat moment merkte hij, dat hij steeds minder te eten kreeg. Nu wist hij dat hij niet de enige was, dat juist zijn ouders hem gespaard hadden door hem voldoende te blijven voeden. Zij werden met de dag magerder.
Steeds vaker zag hij arme zwervers buiten, die in vodden tussen de huizen kropen en soms opeens dood waren. Dan werden ze opgehaald door de ‘Militie’, de militairen van het dorp. Telkens als zijn ouders lang iemand van de Militie wandelden, bogen zij voor hem en geboden hun kind dat ook te doen. Hij begreep niet waarom, want de Militie was toch niet meer waard?
Als kind begreep hij ook niet waar de honger vandaan kwam, want zij oogstten toch voldoende eten. Telkens als hij zijn ouders vroeg naar de oorzaak van de schaarste, kwam er een ontwijkend antwoord. Zij geboden hem niet over de honger te spreken. Hij begreep dit niet en werd boos omdat zij hem geen duidelijkheid konden geven. Hij zuchtte. Nu kon hij zijn ouders goed begrijpen.
Zijn rug verrekte van de pijn. Waarom moesten zij mensen laten lijden? Waarom bestond er zoiets als pijn?
Het was gebeurd toen hij 16 jaar was. Zijn ouders hadden hem op pad gestuurd om een schamele hoeveelheid voedsel te halen bij de handelaar Worg. Met een zak met graan over zijn schouder spoedde hij zich naar zijn hut. Hij paste goed op, want zijn ouders hadden hem gewaarschuwd voor mensen met grijpgrage handjes. Hij vond Worg absoluut niet aardig; hij maakte een ongure indruk en scheen als enige, naast de mensen uit de Militie, weldoorvoed te zijn. Waarom maakte hij zijn voedsel niet goedkoper om anderen ook te kunnen voeden? Toen hij voor de handelaar stond, klaar om de ruil te doen, stormden er plotseling twee mannen met kappen de hut binnen. Één wierp een mes naar Worg, maar deze ontweek het mes en trok bliksemsnel een zwaard. Het mes bleek steken in een paal. De jongen snapte toen nog niet wat er gebeurde en bleef beduusd staan waar hij stond. ‘Je geld, Worg!’ schreeuwde een man de handelaar toe. ‘Geef je nu ons geld, of sterf!’ Worg aarzelde geen seconde en plaatste zijn zwaard tegen de keel van de jongen. ‘Geen beweging, of hij sterft!’ brulde hij. De mannen met de kappen aarzelden. Worg grijnsde en begon ze te bespotten. ‘Ja, daar staan jullie nu! Jullie van de La Liberté doen toch alsof jullie het beste over hebben voor de burgers? Kom dan naar voren!’ Langzaam slopen de mannen naar voren. Worg hield ze angstvallig in de gaten.
En toen deed hij het. Hij – ach, hij het was nog slechts twee jaar geleden, maar wat was hij toen nog anders! – trok met zijn vrije hand het mes uit de paal en sneed in één keer de keel van Worg door. Worg had hem stevig vast gehad, maar was niet op een aanval voorbereid geweest. Worg viel dood op de grond.
Vanaf dat moment veranderde zijn leven. Hij leerde dat de mannen met de kappen de lid waren van het genootschap Lutter Pour La Liberté. Zij vertelden hem over de oorzaken van de armoede en de ellende in Peklion. Van hen leerde hij dat er sinds zijn zesde jaar een tiran op de troon zat, die de boeren uitzoog en onevenredig veel belasting vroeg. Zijn Militie was corrupt en kon schaamteloos de laatste voorraden van hongerige burgers opeisen. La Liberté probeerde daar iets tegen te doen.
Bij La Liberté voelde hij zich als eerste echt thuis. Zij waren eerlijk tegen hem, zij waardeerden hem en zij gaven hem bovenal de kans anderen te helpen. Altijd had hij iets willen betekenen voor de mensen, en nu kon hij dit eindelijk doen. Wat had hij de afgelopen twee jaar niet gedaan? Hij hielp voedsel te stelen voor de arme boeren. Hij hielp bij het spioneren en het afluisteren van plannen. Hij hielp bij aanslagen. Zijn ouders vertelde hij aanvankelijk niets over zijn bezigheden, maar zij kwamen er wel spoedig achter. Ze smeekten hem zijn bezigheden als verzetsstrijder te staken, omdat dat het gezin in ellende zou brengen. Maar hij wilde er niets van horen. Wat hij deed was riskant, maar offers moesten gebracht worden. Als zijn ouders zo laf waren niet mee te doen, was dat hun zaak, maar ze moesten hem er niet van proberen te weerhouden.
Zijn beste kameraad uit La Liberté was Grim, een norse man van ongeveer 30 jaar die echter heel trouw en eerlijk was. Uit zijn blik sprak onverzettelijkheid, iets wat hem erg aantrok.
Zijn rug verrekte nu van de pijn. Het was haast niet uit te houden om op deze manier gebonden te zijn. Maar de afgelopen tijd was ook verschrikkelijk geweest.
Toen hij op een dag onderweg was naar de geheime schuilplaats van La Liberté, werd hij plots besprongen door twee leden van de Militie. Hij zette het meteen op een lopen. Niet omdat hij bang was, maar omdat hij wist dat de schuilplaats blijkbaar ontdekt was en hij dus de anderen moest waarschuwen. Toen hij echter naar het dorp rende, zaten de mensen van de Militie nog steeds zo dicht op zijn hielen dat hij ze ergens anders moest proberen af te schudden. Hij voerde ze de wildernis in. Pas ’s avonds lat durfde hij terug te sluipen naar het dorp, in de hoop dat hij ongezien enkele andere leden van La Liberté kon waarschuwen. Maar wat hij toen zag, deed hem verstijven van ontzetting. Het hele dorp was ’s avonds nog op om te kijken naar een massa-executie. Vastgebonden zaten twee leden van La Liberté, en... zijn ouders! Zijn ouders, die hier niets mee te maken wilden hebben! Doordat hij in La Liberté zat, hadden de machthebbers blijkbaar besloten dan ook maar gelijk zijn ouders te vermoorden. Waanzinnig sprong hij naar voren en gilde hun namen. Dat was genoeg voor leden van de Militie om hem achterna te sprinten. Weer moest hij weghollen. Op het einde van het dorp was hij bijna ingehaald door een gevaarlijk uitziend lid van de Militie. Maar plotseling scheerde er een pijl uit het niets, die hem in de keel trof. Grim sprong tevoorschijn, met achter hem het meisje Leona, die onlangs ook lid was geworden. De andere bewakers aarzelden. Grim snauwde hem toe: ‘Hoe kon je zo stom zijn dit te doen? Nu, vlug, lopen!’
Algemeen
Naam: Marbok
Leeftijd: 18
Geslacht: Man
Klasse/ beroep: Heeft in het verzet van Lutter Pour La Liberté gezeten en kan zodoende met wapens overweg. Verder is hij een gewone boer.
Uiterlijk
Bouw: Bovengemiddeld lang en mager.
Haar: Zwart.
Ogen: Blauw.
Kleding: Een versleten berenvel.
Algemene eerste indruk: Marbok lijkt iemand die niet lekker in zijn vel zit en maakt een lichtelijk gestoorde indruk als hij over zijn idealen begint. Maar het is aan hem te zien dat hij trouw is, de beste bedoelingen heeft en een onverzettelijk mens is.
Innerlijk
Karakter: Marbok is een idealist. Hij vindt het vreselijk om leed te zien en wil dit altijd, goedschiks of kwaadschiks, de wereld uit helpen. Dit is op zich een mooi iets, maar het is ook een vervelend nadeel omdat dit hem roekeloos en onverstandig kan maken. Als hij iemand als slecht mens heeft bestempeld, wil hij er niet aan dat met deze persoon ook te onderhandelen valt. Zijn idealisme zal hem ooit noodlottig worden. Ook heeft Marbok een buitengewoon sterk eergevoel.
Houd van: Leidersfiguren die naar zijn mening goed functioneren en daadkrachtig optreden.
Houd niet van: Mensen die hij als ‘laf’ bestempelt, doordat ze niet direct iets willen aanpakken. Evenmin houdt hij van mensen die hem willen betuttelen.
Verhaal:
Hij lag gekneveld op de grond onder de nachtelijke hemel. Ruwe stemmen om hem heen spraken over hem, maar hij kon daar vanwege zijn fysieke toestand geen aandacht aan besteden. Hij had een pijlwond in de buik en zijn linkerarm was opengereten. Hij was zo pijnlijk gebonden, dat hij pijn voelde over zijn hele lijf. Maar kermen deed hij niet en toonde niets van zijn lijden, want dat plezier wilde hij Keham niet gunnen.
Waarom lag hij hier, gevangen en vernederd? Waarom zegevierde het recht niet? Ooit waren de tijden beter geweest in het boerendorp Peklion. Hij herinnerde zich mooie tijden uit zijn jeugd, waarin hij met zijn ouders in hun zonovergoten veld stonden. Maar 12 jaar geleden, hij was toen 6, werd alles van de ene op de andere dag anders. Het stamhoofd werd vermoord en een duistere groep, de (...), had de macht gegrepen. Vanaf dat moment merkte hij, dat hij steeds minder te eten kreeg. Nu wist hij dat hij niet de enige was, dat juist zijn ouders hem gespaard hadden door hem voldoende te blijven voeden. Zij werden met de dag magerder.
Steeds vaker zag hij arme zwervers buiten, die in vodden tussen de huizen kropen en soms opeens dood waren. Dan werden ze opgehaald door de ‘Militie’, de militairen van het dorp. Telkens als zijn ouders lang iemand van de Militie wandelden, bogen zij voor hem en geboden hun kind dat ook te doen. Hij begreep niet waarom, want de Militie was toch niet meer waard?
Als kind begreep hij ook niet waar de honger vandaan kwam, want zij oogstten toch voldoende eten. Telkens als hij zijn ouders vroeg naar de oorzaak van de schaarste, kwam er een ontwijkend antwoord. Zij geboden hem niet over de honger te spreken. Hij begreep dit niet en werd boos omdat zij hem geen duidelijkheid konden geven. Hij zuchtte. Nu kon hij zijn ouders goed begrijpen.
Zijn rug verrekte van de pijn. Waarom moesten zij mensen laten lijden? Waarom bestond er zoiets als pijn?
Het was gebeurd toen hij 16 jaar was. Zijn ouders hadden hem op pad gestuurd om een schamele hoeveelheid voedsel te halen bij de handelaar Worg. Met een zak met graan over zijn schouder spoedde hij zich naar zijn hut. Hij paste goed op, want zijn ouders hadden hem gewaarschuwd voor mensen met grijpgrage handjes. Hij vond Worg absoluut niet aardig; hij maakte een ongure indruk en scheen als enige, naast de mensen uit de Militie, weldoorvoed te zijn. Waarom maakte hij zijn voedsel niet goedkoper om anderen ook te kunnen voeden? Toen hij voor de handelaar stond, klaar om de ruil te doen, stormden er plotseling twee mannen met kappen de hut binnen. Één wierp een mes naar Worg, maar deze ontweek het mes en trok bliksemsnel een zwaard. Het mes bleek steken in een paal. De jongen snapte toen nog niet wat er gebeurde en bleef beduusd staan waar hij stond. ‘Je geld, Worg!’ schreeuwde een man de handelaar toe. ‘Geef je nu ons geld, of sterf!’ Worg aarzelde geen seconde en plaatste zijn zwaard tegen de keel van de jongen. ‘Geen beweging, of hij sterft!’ brulde hij. De mannen met de kappen aarzelden. Worg grijnsde en begon ze te bespotten. ‘Ja, daar staan jullie nu! Jullie van de La Liberté doen toch alsof jullie het beste over hebben voor de burgers? Kom dan naar voren!’ Langzaam slopen de mannen naar voren. Worg hield ze angstvallig in de gaten.
En toen deed hij het. Hij – ach, hij het was nog slechts twee jaar geleden, maar wat was hij toen nog anders! – trok met zijn vrije hand het mes uit de paal en sneed in één keer de keel van Worg door. Worg had hem stevig vast gehad, maar was niet op een aanval voorbereid geweest. Worg viel dood op de grond.
Vanaf dat moment veranderde zijn leven. Hij leerde dat de mannen met de kappen de lid waren van het genootschap Lutter Pour La Liberté. Zij vertelden hem over de oorzaken van de armoede en de ellende in Peklion. Van hen leerde hij dat er sinds zijn zesde jaar een tiran op de troon zat, die de boeren uitzoog en onevenredig veel belasting vroeg. Zijn Militie was corrupt en kon schaamteloos de laatste voorraden van hongerige burgers opeisen. La Liberté probeerde daar iets tegen te doen.
Bij La Liberté voelde hij zich als eerste echt thuis. Zij waren eerlijk tegen hem, zij waardeerden hem en zij gaven hem bovenal de kans anderen te helpen. Altijd had hij iets willen betekenen voor de mensen, en nu kon hij dit eindelijk doen. Wat had hij de afgelopen twee jaar niet gedaan? Hij hielp voedsel te stelen voor de arme boeren. Hij hielp bij het spioneren en het afluisteren van plannen. Hij hielp bij aanslagen. Zijn ouders vertelde hij aanvankelijk niets over zijn bezigheden, maar zij kwamen er wel spoedig achter. Ze smeekten hem zijn bezigheden als verzetsstrijder te staken, omdat dat het gezin in ellende zou brengen. Maar hij wilde er niets van horen. Wat hij deed was riskant, maar offers moesten gebracht worden. Als zijn ouders zo laf waren niet mee te doen, was dat hun zaak, maar ze moesten hem er niet van proberen te weerhouden.
Zijn beste kameraad uit La Liberté was Grim, een norse man van ongeveer 30 jaar die echter heel trouw en eerlijk was. Uit zijn blik sprak onverzettelijkheid, iets wat hem erg aantrok.
Zijn rug verrekte nu van de pijn. Het was haast niet uit te houden om op deze manier gebonden te zijn. Maar de afgelopen tijd was ook verschrikkelijk geweest.
Toen hij op een dag onderweg was naar de geheime schuilplaats van La Liberté, werd hij plots besprongen door twee leden van de Militie. Hij zette het meteen op een lopen. Niet omdat hij bang was, maar omdat hij wist dat de schuilplaats blijkbaar ontdekt was en hij dus de anderen moest waarschuwen. Toen hij echter naar het dorp rende, zaten de mensen van de Militie nog steeds zo dicht op zijn hielen dat hij ze ergens anders moest proberen af te schudden. Hij voerde ze de wildernis in. Pas ’s avonds lat durfde hij terug te sluipen naar het dorp, in de hoop dat hij ongezien enkele andere leden van La Liberté kon waarschuwen. Maar wat hij toen zag, deed hem verstijven van ontzetting. Het hele dorp was ’s avonds nog op om te kijken naar een massa-executie. Vastgebonden zaten twee leden van La Liberté, en... zijn ouders! Zijn ouders, die hier niets mee te maken wilden hebben! Doordat hij in La Liberté zat, hadden de machthebbers blijkbaar besloten dan ook maar gelijk zijn ouders te vermoorden. Waanzinnig sprong hij naar voren en gilde hun namen. Dat was genoeg voor leden van de Militie om hem achterna te sprinten. Weer moest hij weghollen. Op het einde van het dorp was hij bijna ingehaald door een gevaarlijk uitziend lid van de Militie. Maar plotseling scheerde er een pijl uit het niets, die hem in de keel trof. Grim sprong tevoorschijn, met achter hem het meisje Leona, die onlangs ook lid was geworden. De andere bewakers aarzelden. Grim snauwde hem toe: ‘Hoe kon je zo stom zijn dit te doen? Nu, vlug, lopen!’