Besloten spel RPG: De Levende Legende - Spin-off: Jeffrey's avontuur deel 1 IC

DeletedUser

Guest
Jeffrey, Valk, Eva, Loena en Editor zaten gezamelijk rondom het knapperende vuurtje. De stemming was bedrukt. Hoewel het al bijna 2 dagen geleden was dat ze de krater waar eens Hernia had gelegen achter zich hadden gelaten, was het beeld van het verwoeste dorp pernament in hun geheugen gebrand. Vooral Jeffrey was vastbesloten de vernietiging van zijn dorp te wreken.

Ze hadden hun kamp aan de rand van een oerbos opgeslagen. hierdoor hadden ze bessen en brandhout in overvloed. Vooral dat laatste was zeer welkom in deze koude dagen, waarin de bomen hun bladeren verloren.

Hoewel iedereen genoeg spreekstof had om een halve zonnewende vol te praten, was het doodstil. Na een lange tijd van rust was het uiteindelijk Loena die de stilte verbrak, door de vraag te stellen die iedereen tot nu toe onderdrukt had: 'Waar gaan we nu heen?' Vroeg ze aan Jeffrey.
Het duurde lang voordat Jeffrey uiteindelijk antwoord gaf. 'We volgen de bosrand, totdat we bij de grasvlaktes komen. Vanaf daar...' Ja, vanaf daar wat? Hij wist het zelf eigenlijk niet eens. Hoe intensief hij de laatste dagen ook de grond had afgezocht, hij had nergens sporen van rovers kunnen vinden. Desondanks was hij niet de man om zomaar op te geven. Hij zou die barbaren vinden, met of zonder sporen. En zodra hij ze gevonden had, zou hij ervoor zorgen dat er niks menselijks meer van hen overbleef.
 

DeletedUser

Guest
Hij lag gekneveld op de grond onder de nachtelijke hemel. Ruwe stemmen om hem heen spraken over hem, maar hij kon daar vanwege zijn fysieke toestand geen aandacht aan besteden. Hij had een pijlwond in de buik en zijn linkerarm was opengereten. Hij was zo pijnlijk gebonden, dat hij pijn voelde over zijn hele lijf. Maar kermen deed hij niet en toonde niets van zijn lijden, want dat plezier wilde hij Keham niet gunnen.

Waarom lag hij hier, gevangen en vernederd? Waarom zegevierde het recht niet? Ooit waren de tijden beter geweest in het boerendorp Peklion. Hij herinnerde zich mooie tijden uit zijn jeugd, waarin hij met zijn ouders in hun zonovergoten veld stonden. Maar 12 jaar geleden, hij was toen 6, werd alles van de ene op de andere dag anders. Het stamhoofd werd vermoord en een duistere groep, de (...), had de macht gegrepen. Vanaf dat moment merkte hij, dat hij steeds minder te eten kreeg. Nu wist hij dat hij niet de enige was, dat juist zijn ouders hem gespaard hadden door hem voldoende te blijven voeden. Zij werden met de dag magerder.

Steeds vaker zag hij arme zwervers buiten, die in vodden tussen de huizen kropen en soms opeens dood waren. Dan werden ze opgehaald door de ‘Militie’, de militairen van het dorp. Telkens als zijn ouders lang iemand van de Militie wandelden, bogen zij voor hem en geboden hun kind dat ook te doen. Hij begreep niet waarom, want de Militie was toch niet meer waard?

Als kind begreep hij ook niet waar de honger vandaan kwam, want zij oogstten toch voldoende eten. Telkens als hij zijn ouders vroeg naar de oorzaak van de schaarste, kwam er een ontwijkend antwoord. Zij geboden hem niet over de honger te spreken. Hij begreep dit niet en werd boos omdat zij hem geen duidelijkheid konden geven. Hij zuchtte. Nu kon hij zijn ouders goed begrijpen.

Zijn rug verrekte van de pijn. Waarom moesten zij mensen laten lijden? Waarom bestond er zoiets als pijn?

Het was gebeurd toen hij 16 jaar was. Zijn ouders hadden hem op pad gestuurd om een schamele hoeveelheid voedsel te halen bij de handelaar Worg. Met een zak met graan over zijn schouder spoedde hij zich naar zijn hut. Hij paste goed op, want zijn ouders hadden hem gewaarschuwd voor mensen met grijpgrage handjes. Hij vond Worg absoluut niet aardig; hij maakte een ongure indruk en scheen als enige, naast de mensen uit de Militie, weldoorvoed te zijn. Waarom maakte hij zijn voedsel niet goedkoper om anderen ook te kunnen voeden? Toen hij voor de handelaar stond, klaar om de ruil te doen, stormden er plotseling twee mannen met kappen de hut binnen. Één wierp een mes naar Worg, maar deze ontweek het mes en trok bliksemsnel een zwaard. Het mes bleek steken in een paal. De jongen snapte toen nog niet wat er gebeurde en bleef beduusd staan waar hij stond. ‘Je geld, Worg!’ schreeuwde een man de handelaar toe. ‘Geef je nu ons geld, of sterf!’ Worg aarzelde geen seconde en plaatste zijn zwaard tegen de keel van de jongen. ‘Geen beweging, of hij sterft!’ brulde hij. De mannen met de kappen aarzelden. Worg grijnsde en begon ze te bespotten. ‘Ja, daar staan jullie nu! Jullie van de La Liberté doen toch alsof jullie het beste over hebben voor de burgers? Kom dan naar voren!’ Langzaam slopen de mannen naar voren. Worg hield ze angstvallig in de gaten.
En toen deed hij het. Hij – ach, hij het was nog slechts twee jaar geleden, maar wat was hij toen nog anders! – trok met zijn vrije hand het mes uit de paal en sneed in één keer de keel van Worg door. Worg had hem stevig vast gehad, maar was niet op een aanval voorbereid geweest. Worg viel dood op de grond.

Vanaf dat moment veranderde zijn leven. Hij leerde dat de mannen met de kappen de lid waren van het genootschap Lutter Pour La Liberté. Zij vertelden hem over de oorzaken van de armoede en de ellende in Peklion. Van hen leerde hij dat er sinds zijn zesde jaar een tiran op de troon zat, die de boeren uitzoog en onevenredig veel belasting vroeg. Zijn Militie was corrupt en kon schaamteloos de laatste voorraden van hongerige burgers opeisen. La Liberté probeerde daar iets tegen te doen.

Bij La Liberté voelde hij zich als eerste echt thuis. Zij waren eerlijk tegen hem, zij waardeerden hem en zij gaven hem bovenal de kans anderen te helpen. Altijd had hij iets willen betekenen voor de mensen, en nu kon hij dit eindelijk doen. Wat had hij de afgelopen twee jaar niet gedaan? Hij hielp voedsel te stelen voor de arme boeren. Hij hielp bij het spioneren en het afluisteren van plannen. Hij hielp bij aanslagen. Zijn ouders vertelde hij aanvankelijk niets over zijn bezigheden, maar zij kwamen er wel spoedig achter. Ze smeekten hem zijn bezigheden als verzetsstrijder te staken, omdat dat het gezin in ellende zou brengen. Maar hij wilde er niets van horen. Wat hij deed was riskant, maar offers moesten gebracht worden. Als zijn ouders zo laf waren niet mee te doen, was dat hun zaak, maar ze moesten hem er niet van proberen te weerhouden.

Zijn beste kameraad uit La Liberté was Grim, een norse man van ongeveer 30 jaar die echter heel trouw en eerlijk was. Uit zijn blik sprak onverzettelijkheid, iets wat hem erg aantrok.

Zijn rug verrekte nu van de pijn. Het was haast niet uit te houden om op deze manier gebonden te zijn. Maar de afgelopen tijd was ook verschrikkelijk geweest.
 

DeletedUser

Guest
Toen hij op een dag onderweg was naar de geheime schuilplaats van La Liberté, werd hij plots besprongen door twee leden van de Militie. Hij zette het meteen op een lopen. Niet omdat hij bang was, maar omdat hij wist dat de schuilplaats blijkbaar ontdekt was en hij dus de anderen moest waarschuwen. Toen hij echter naar het dorp rende, zaten de mensen van de Militie nog steeds zo dicht op zijn hielen dat hij ze ergens anders moest proberen af te schudden. Hij voerde ze de wildernis in. Pas ’s avonds lat durfde hij terug te sluipen naar het dorp, in de hoop dat hij ongezien enkele andere leden van La Liberté kon waarschuwen. Maar wat hij toen zag, deed hem verstijven van ontzetting. Het hele dorp was ’s avonds nog op om te kijken naar een massa-executie. Vastgebonden zaten twee leden van La Liberté, en... zijn ouders! Zijn ouders, die hier niets mee te maken wilden hebben! Doordat hij in La Liberté zat, hadden de machthebbers blijkbaar besloten dan ook maar gelijk zijn ouders te vermoorden. Waanzinnig sprong hij naar voren en gilde hun namen. Dat was genoeg voor leden van de Militie om hem achterna te sprinten. Weer moest hij weghollen. Op het einde van het dorp was hij bijna ingehaald door een gevaarlijk uitziend lid van de Militie. Maar plotseling scheerde er een pijl uit het niets, die hem in de keel trof. Grim sprong tevoorschijn, met achter hem het meisje Leona, die onlangs ook lid was geworden. De andere bewakers aarzelden. Grim snauwde hem toe: ‘Hoe kon je zo stom zijn dit te doen? Nu, vlug, lopen!’

De achtervolging duurde dagen. Grim, Leona en hij vluchtten alsmaar verder weg van Peklion. De machthebbers van Peklion hadden besloten een georganiseerde klopjacht op te stellen. De bruutste generaal, Keham, werd met negen Militieleden achter hen aan gestuurd. Zij kenden geen genade. Leona had kennissen in het dorp Hernia, dus besloten ze daarheen te vluchten. In Hernia zouden ze veilig zijn.

En het leek nog wel zo goed te gaan..! Op een avond wisten ze dat ze vlak bij Hernia zouden zijn. Ze besloten de hele nacht verder te gaan. Maar plots was daar het hevige natuurgeweld, waardoor de hemel werd verduisterd. Toen ze bij Hernia aankwamen, was het enige dat ze zagen een gapend gat en ze roken verstikkende dampen. Dus ze vluchtten van Hernia af, niet wetend waar naartoe. Hun achtervolgers zaten hen nog steeds op de hielen.

Totdat ze werden ingehaald. Grim, Leona en hij liepen afgemat door het woud, toen ze de stappen te laat achter zich hoorden. Grim werd getroffen door vier pijlen, die zich in zijn rug boorden. Hij vloog tegen de grond aan. Geestelijk getroffen bleven Leona en hij staan, terwijl de Militieleden op hen af sprongen. ‘Vlucht...’ was alles wat Grim nog uit kon brengen, totdat hij stierf. Ja, ze moesten vluchten. Maar hij wist dat ze dit niet konden volhouden. Één iemand kon de Militieleden bezighouden terwijl de ander zou vluchten. En hij wist dat hij het nooit over zijn hart zou kunnen verkrijgen de vluchtende persoon te zijn. Dus wierp hij zich op de Militieleden. Leona wist hier niets van. Ze keek niet op of om, doch rende zo hard ze kon verder.

Natuurlijk was het een ongelijke strijd. Toch weerde hij de zwaard- en speerslagen af als een volleerd vechter. Ook pijlen ontweek hij, totdat er één hem in zijn buik trof. Hij schreeuwde en trok de pijl eruit. Het zag er niet ernstig uit. Toen stapte hun hoofdman, generaal Keham, naar voren. Er lag een spottende grijns op zijn mond. ‘Laten we eens kijken hoe je het er tegen mij afbrengt, jongeman,’ lispelde hij. De Militieleden maakten ruim baan. Keham hanteerde een strijdbijl, die hij hard naar hem uithaalde. Toch ving hij steeds de klap op. Dit ging zo een tijdje door. Net begon hij te denken dat hij het er wel goed afbracht, toen Keham in een schaterlachen uitbarstte. Hij had alleen maar een spelletje met hem gespeeld! Zijn volgende bijlslag trof hem op de linkerarm en reet deze open. Opeens pakte hij een kei en smeet die naar hem toe. Als reflex hield hij zijn schild voor zich. De kei trof het schild met zo’n kracht, dat hij achterover vloog en het schild de lucht in tolde. Hij sprong op, maar het volgende moment werd hij weer hardhandig op de grond gegooid. Zijn ribben kraakten. Weer sprong hij op en weer werd hij op de grond gegooid. De Militieleden barstten in lachen uit. ‘Je moet je plaats kennen, jongen,’ zei Keham vol venijn. ‘Liggen!’ De jongen trapte woest naar Keham en raakte hem tegen zijn schenen. Daarop werd Keham kwaad. Hij trapte de jongen. En nog eens. En nog eens. Net zolang tot de tranen over zijn wangen stroomden, maar hij gaf geen kik. Toen werd hij gebonden en op de plaats gegooid waar hij nu nog steeds lag.

Enkele Militieleden waren vooruit gerend om Leona te vinden. ‘Laat het ze niet lukken,’ bat de jongen, Marbok. ‘Laat het ze niet lukken...’
 

DeletedUser

Guest
Valk en Jeffrey reden voorop. Het was nu al 4 dagen geleden dat ze vanaf de krater vertrokken waren. Maar nog steeds was de bende nog niet in zicht. Bovendien was al hun water nu op. En na de enkele uren was de grasvlakte verranderd in een uitdrogende woestijn. Met hier en daar een boompje. Hij draaide zich om toen hij een luidde bonk hoorde. En steeg af. Ze rezen in groepjes van 2 om zo de bende te kunnen verrassen. Volgens Jeffrey hadden ze nu nog maar een halve dag. Ze zaten juist de afgelopen dagen. De sporen waren steeds duidelijker. Waarschijnlijk dacht de bende dat ze niet gevolgd zouden worden. Volgen was nu een eitje, zelfs een blinde mol kon de sporen nog zien.

Hij steeg af, zijn slinger in de aanslag. Wie of wat het ook was, hij was zeker van het geluid. Jeffrey wou iets zeggen, maar Valk hield enkele vingers omhoog, wat betekende dat hij moest zwijgen. Hij zakte ook op zijn knieën en greep zijn zwaard. Ze lopen in de richting van het geluid, het was van achter hen, de richting waar het ander groepje reed. Ze liepen de laatste heuvel op en zagen toen de anderen. Het paard van Loena was door de knieën gegaan en Loena lag met haar gezicht in het zand. Snakkend naar water lag ze daar te creperen. Valk sprong op en spurtte naar de gevallenen. Daarnaast zat Eva, al even verslapt op haar paard. Valk tilde Eva van haar paard, die dat gebaar welkom ontving. Het hinnikte even toen de zware last.

Even later had Jeffrey een vuur gemaakt en legde Valk de 2 vrouwen naast het vuur. Iets later kwam Editor aangereden die nog een stuk verder achterop liep en hun sporen uitwiste. Vlug vertelde Valk wat er was gebeurt en vroeg hem of hij nog water had. Editor zei dat hij een klein meertje was tegengekomen. Hij gooide zijn waterzak met koel, vers water naar Valk en nam de andere, lege waterzakken van de grond waarna hij terug vertrok. Dit zou niet goed zijn, dacht Valk, daar gaat onze voorsprong.
 

DeletedUser

Guest
Toen Editor opnieuw bij het meertje aankwam, speurde hij voorzichtig de omgeving af. Verontrust ontwaarde hij een stofwolk in de verte. Zou daar iemand aankomen? Editor vulde vlug de waterzakken en keek nog eens. Hij zou zweren dat de stofwolk dichterbij was gekomen. Vlug dook hij achter een boompje dat bij deze oase lag, en wachtte af. De tijd verstreek langzaam. Editor wist dat hij de mensen zou horen als ze hier aan zouden komen, dus hij spitste zijn oren en durfde niet achter het boompje te kijken.
Na een lange wachttijd kon Editor geluid opvangen. Zijn nekharen gingen ervan overeind staan; iemand rende en rochelde zeer zwaar. Bij iedere stap werd er wanhopig ingeademd. Iemand was duidelijk aan het einde van zijn of haar krachten. Editor bedacht dat dit niet gevaarlijk iemand kon zijn en gluurde voorzichtig achter de boom. Een lang en tenger meisje rende naar het meertje toe. Haar blik was star en er kwam schuim uit haar mond. Kennelijk had ze al heel lang zo gerend. Ze werd gevolgd door een woest uitziend persoon met een lange speer in zijn handen. Deze persoon had duidelijk ook lang gerend, maar was niet zo afgemat als het meisje. Beide personen kwamen gerend uit de richting waarin Jeffrey de rovers had verwacht.
Het meisje rende gewoon door in het meer, tot ze er in bleef liggen. Haar achtervolger stopte aan de rand ervan. Hijgend bleef hij staan. 'Eindelijk heb ik je dan toch te pakken,' mompelde hij. 'Je kunt niet uit dit water ontsnappen.' Toen keek hij plots opzij en zag net het gezicht van Editor. 'Wie ben jij?' vroeg hij bruusk. Editor stapte woest achter zijn boom vandaan. 'Dat wilde ik jou juist vragen,' zei hij met ingehouden woede. 'Ik ben een lid van de Militie van Peklion, antwoordde de ander met trots. Hij keek met gemene blik naar de kleine Editor. 'Ik zou maar wat respect tonen als ik jou was. Wij maken korte metten met onze tegenstanders, zoals je wel ziet.' De man was gewend geweest respect te krijgen, maar nu bevond hij zich in een andere situatie dan hij gewend was. Dat scheen hij ook te beseffen toen Editor dreigend op hem af kwam, maar toen was het te laat. Editor trok zijn zwaard. 'Maak jij eens heel gauw dat je hier weg komt,' bromde Editor. 'Ik houd niet van jouw opschepperige manier van doen. En wat wilde jij met dit meisje doen? Wegwezen, nu.' De ander was onder de indruk van de grootte van Editor, maar hij wist ook dat hij het tegenover zijn meerdere Keham nooit kon maken om te vluchten. Daarom gaf hij een kort lachje en speelde de zelfverzekerde. 'Wil je soms sterven? Je hebt geen idee waartegen je je nu keert. Als je mij iets in de weg probeert te leggen, ligt jouw lijk straks naast die van het meisje en kunnen de gieren jullie ingewanden vreten. Nu kun je nog vluchten...'
Met een schreeuw sprong Editor op de man af. De houw van zijn zwaard werd vakkundig opgevangen met een speer. Editor was groter en gespierder dan de ander, maar de ander scheen een getraind vechter te zijn, terwijl Editor een simpele steenhouwer was. De ander gaf plots een stoot naar voren en Editor had nog maar net genoeg tijd om de speer te ontwijken. Zo ging het gevecht door. De wapens kletterden tegen elkaar en geen van beide slaagde erin de ander te verwonderen, maar de speervechter was duidelijk in het voordeel. Hij grijnsde. Eerst had Editor hem enige vrees ingeboezemd, nu wist hij dat hij beter kon vechten. Toch kon hij Editor niet doden. Het gevecht ging door. Minutenlang. Een kwartier vloog om. Uiteindelijk zelfs een heel uur, onder de brandende zon. De speervechter begon bang te worden. Hij had lange tijd hard gerend en niets gedronken, dus begon hij behoorlijk moe te worden. Maar zijn tegenstander scheen hier geen last van de hebber. Editor merkte het ook. Hij zag de zweetdruppeltjes parelen op het voorhoofd van zijn tegenstander. De speervechter bleef fel vechten en felle stoten geven, tot hij niet meer kon. De laatste slag van Editor trof hem op het voorhoofd. Hij stortte ter aarde.
Al die tijd had het meisje uitgeput aan de oever van het meer gelegen. Ze was doorweekt doordat ze het water in was gegaan en kon geen woord uitbrengen van vermoeidheid. Editor vroeg aan haar wie ze was. Ze kon alleen rochelend 'Leona' uitstamelen. Editor pakte haar op en zette haar achterop zijn paard. Daarna reed hij terug naar de anderen.

De anderen begonnen ongerust te worden omdat Editor zo lang weg was gebleven van het water halen. Er zou hem toch niets gebeurd zijn? Juist sprong Jeffrey op. 'Kom,' zei hij, 'we moeten naar het meer rijden, misschien is hem iets overkomen.' Maar toen ze zich gereed wilden maken te vertrekken, ontwaarden ze al de naderende gestalte van Editor.
Nu, zijn verschijning was behoorlijk opzienbarend. Editor was afgemat en lag over zijn paard heen. Achterop zijn paard zat een nog afgematter meisje. Toen het paard tot stilstand kwam, stapte Editor er moeizaam af. Het meisje zou met een plof zijn neergevallen, als Valk haar niet had opgevangen. Natuurlijk kwam er een storm van vragen over wat er gebeurd was. En dus vertelde Valk het hele verhaal.
Het meisje werd gevoed met voedsel dat ze hadden meegenomen. Gulzig propte ze het eten naar binnen. In het meer had ze al gedronken, maar nu kreeg ze steeds meer kleine slokjes toegediend. Men zag dat het haar goed deed. Binnenkort zou ze voldoende zijn opgeknapt om haar verhaal te vertellen.
 
Laatst bewerkt door een moderator:

DeletedUser

Guest
Leona was haar redders enorm dankbaar. Ze vertelde het hele verhaal: dat zij lid was van de verzetsgroep La Liberté en uit Peklion had moeten vluchten voor de Militieleden. Ze vertelde ook over Marbok, die nog steeds gevangen was genomen en over de leider van de troep Militieleden, generaal Keham, die iedereen angst inboezemde.
Iedereen luisterde met ingehouden adem. Vooral Leona was erg geïnteresseerd, want zij had ook enige tijd in Peklion gewoond. Na Leona enige vragen gesteld te hebben over haar jeugd, slaakte ze een kreet. Dat was toch niet mogelijk! Leona was een dochter van hun stamhoofd, Lucrisan! Nu was iedereen verrukt over het feit dat ze haar gevonden hadden en konden opnemen.

Maar er moesten ook serieuze dingen gebeuren. De mensen die ze achtervolgden waren geen rovers, maar Militieleden uit een dictatuur, dat wisten ze nu. Deze mensen moesten ingehaald worden, want ze hielden Marbok gevangen. Maar de Militieleden waren in de meerderheid. Hoe zouden ze zijn bevrijding aan kunnen leggen?
 

DeletedUser

Guest
Na de plotselinge gebeurtenissen was de groep veel hechter. Iedereen kende elkaar goed en het was veel gezelliger tijdens hun tocht. Er werd veel openlijker gebabbelt en iedereen was opgelucht. Maar daardoor had niemand het grote gevaar door. Valk zat er sterk mee te worstelen. Als je als groep iemand zou uitsturen om een gevangene te gaan opjagen, en die is na enkele dagen niet terug, dan ga je toch kijken wat er aan de hand is. De volgende avond toen iedereen net had gegeten stond Valk op en vertelde zijn theorie. Hij stelde voor dat ze oftewel terug naar het dorp moesten gaan omdat ze zwaar in de minderheid waren. Het andere voorstel was om een valstrik op te zetten en de rovers op te wachten.
 

DeletedUser78

Guest
Toen Loena het verhaal van het uitgeputten meisje hoorde, was ze stom verbaast. 'Zit Marbok gevangen?!' vroeg ze bijna schreeuwend. 'Ik ben Loena trouwens, en ik ben ook lid van La Liberté. Marbok was mijn eerste mentor. Hij heeft me bijna alles geleerd wat ik nu weet. Ik ben in Peklion geboren maar toen gevlucht omdat één van de Militie van Pelkion heeft mijn broer gedood toen hij 14 was. Mijn ouders zijn gevlucht naar weet ik veel waar, en Eva hier,..' zei Loena terwel ze naar Eva wees. 'Eva heeft me toen opgevangen toen ik bijna aan de dood was en heeft me geholpen... Ik wordt soms nog wel gevraagt door La Liberté, maar dat zijn missies waar ik liever niet aan mee wil doen...' Bij dat laatste keek ze naar de grond. Het waren van die missies waar ze weer naar Peklion moest gaan. En dat wou ze liever niet in verband met de Militie moordenaar van haar broer. Nu keek ze het meisje diep in de ogen aan. 'Maar als Marbok gevangen zit, dan kun je om me rekenen.' Zei ze met enige trots. Ze moet en zal haar oude mentor bevrijden. Ongeacht wat er zal gaan gebeuren met haar.
 

DeletedUser

Guest
Eva werd langzaam wakker
toen ze haar naam hoorde en een nieuw meisje zag
ze bleef dus luisteren


na het verhaaltje

'Loena als je hulp nodig hebt bij die bevrijding weet je me te vinden

toen viel ze weer verzwakt weg
 

DeletedUser

Guest
Ondertussen in het kamp van de Militieleden...

Marbok lag ongeboeid op de grond, maar zijn lijf deed te veel pijn om te bewegen. Boven hem stond de donkere gestalte van Keham, met een fakkel in zijn hand. 'We vragen het je nog een keer, jongen,' zei hij. 'Wie waren er nog meer betrokken bij jullie debiele verzetsgroep? Je kunt het ons gerust vertellen.' Marbok had hetzelfde woord al honderden malen uitgeschreeuwd, maar de martelingen waren hem zo veel geworden dat hij het woord 'nooit' nog maar slechts uit kon stamelen. Hij wist wat er nu ging komen.

Hij wou zich afzonderen, hij wou iemand anders zijn, maar de pijn drong zoals altijd weer onvermijdelijk tot hem door. De fakkel werd in hem gepord. Zijn vlees brandde. Hij schreeuwde het uit, gilde zo hard dat het tot ver in de omtrek te horen was. Telkens hoopte hij dat zijn lichaam het op de één of andere manier zou begeven, dat hij dood zou gaan en deze pijn niet zou hoeven voelen. Maar hij ging niet dood en de pijn was er.

Hij lag snikkend op de grond. ‘Luister,’ sprak Keham boven hem. ‘Aan deze heldhaftigheid heb je niets. Er is niemand om er van te getuigen. Denk je dat je broeders in Peklion je zullen eren om het feit dat je zo moedig bent hen niet te verraden? Laat me niet lachen. Ze zullen niets meer van je vernemen. We zullen alles van je voorgoed uitwissen als we met je klaar zijn. Het heeft dus geen zin dit voor hen te doen. De enige die hier telt ben jij, en jij kunt nu kiezen hoe je ter dood gebracht wilt worden.’

En daar was weer de pijn. Dit keer ging het veel langer door dan eerst. Marbok voelde dat hij krankzinnig begon te worden, en hoopte dat zijn geest het op gegeven moment zou begeven. Hij zou dan geen pijn meer voelen en alleen maar kunnen lachen om zijn folteraars, en wat belangrijker was, geen informatie meer hebben om te vertellen. Maar gek werd hij nog niet.

Die avond zaten Keham en zijn manschappen rond een kampvuur, terwijl Marbok tussen hen in lag te kermen. Hij kon niets zien of horen. ‘De kerel die achter het meisje aan is gegaan, is nog steeds niet terug,’ sprak Keham. ‘We moesten daar maar eens achteraan gaan...’
 

DeletedUser

Guest
In het laatste stuk van de kostbare zonlicht reden ze verder. Een voor een hingen ze vermoeid over de hals van hun paard. Ze moesten en zouden Marbok redden. Tegen dat de zon viel kwam ze aan in een kloof. Valk bekeek de kloof eens en bedacht dat dit mss wel de beste plek was in de omgeving voor een valstrik. Iedereen steeg af en Valk begon wat hout te zoeken voor een vuur. Jeffrey zocht wat mos en takken zodat iedereen niet op het best wel harde zand moest slapen. Terwijl de ene na de andere indommelde besprak Valk met de overgeblevenen wat ze nu juist gingen doen.
 

DeletedUser

Guest
We moeten zorgen dat we weg komen, we moeten zorgen dat de militie leden ons niet verassen! We lokken ze naar een hinderlaag waar wij ze te baas zijn!
 

DeletedUser

Guest
Marbok schrok badend in het zweet wakker. Hij had weer een afschuwelijke nachtmerrie gehad. In deze nachtmerrie had hij in een plas water gekeken, en had hij zijn gezicht langzaam zien afbrokkelen, tot hij niets dan gruis zag. Hij sliep al tijden niet meer dan een uur achter elkaar. De verschrikkingen van zijn folteringen hadden hem al bijna gebroken.
Doch nu spitste Marbok de oren. Wat hoorde hij Keham zeggen? 'Ja, ik denk dat dat klopt,' klonk de stem van de man die hij nu zo erg haatte als geen ander. 'Het was goed van je dat je hun sporen gevonden hebt. De moordenaars van onze broeder die nu dat meisje bij zich hebben, zullen inderdaad waarschijnlijk die kant op zijn gegaan, omdat het er daar vochtiger uitziet. Mooi. We kunnen ze spoedig de pas afsnijden.' Marbok vatte de woorden als belangrijk op, maar hij kon zijn geest er niet toe zetten ze te verwerken. Hij viel weer terug, terug in een nieuwe nachtmerrie.
 
Laatst bewerkt door een moderator:

DeletedUser

Guest
De gloeiende zon scheen op Marboks hoofd. Hij werd half verdoofd door de hitte en zijn hersenen werkten trager. Maar dit vond Marbok juist prettig. Door de verdoving voelde hij minder van de pijnen die hij tijdens alle folteringen had opgelopen. De zon was zijn vriend. Marbok hoopte dat de stralen door zijn hoofd heen zouden gaan en hem van binnen zouden verschroeien, zodat hij eindelijk verlost zou zijn.

Geruisloos bewoog de Militietroep zich over het zand. Voorop was Keham. Keham keek met een grimmig gezicht voor zich uit. Hij had verspieders gezonden naar het meertje. Daar was het lijk aangetroffen van het Militielid dat achter het meisje aan was gestuurd, en er stonden paardesporen in het zand. Zijn verspieders hadden de paardesporen gevolgd, totdat deze uitkwamen op nog meer paardesporen. Ze stelden vast dat er vijf paarden met berijders reden, die het Militielid hadden gedood en het meisje met zich mee hadden gevoerd. De verspieders hadden zich terug gespoed naar Keham om dat te berichten.

Keham was woedend geweest. Maar hij was sluw en wist welke route de troep met de vijf paarden zou nemen. Hij wist welke richting ze uit gingen, en hij wist ook dat ze in het gebied wilden blijven waar het nog vochtig was; ze zouden waarschijnlijk niet de woestijn diep intrekken. Dus had Keham zijn mannen bevolen ze de pas af te snijden. Misschien konden ze de troep zelfs wel vóór komen en opwachten. Niemand zou het overleven.
 
Laatst bewerkt door een moderator:

DeletedUser

Guest
Jeffrey en Valk reden voor op, het zag er hopeloos uit: hun vriend ontvoerd en nog geen spoor van de boevenbende, verder was het water bijna op en moesten ze wat doen, ze leken ergens in de middle of nowhere te zitten, ze waren al dagen geen dorpjes meer tegen gekomen op hun route, verder was er ook nog die andere, die achtervolgt wordt door de Militie ze hadden er vermoord maar binnenkort zal de rest ook verder zoeken, het zag er hopeloos uit.

Ze gingen vandaag weer ergens naast het pad overnachten. Bijna alles was op daarom gingen ze allemaal het bos in om op wild te gaan jagen. Het zag er somber uit het was al helemaal donker en er liep geen enkel wild meer op een paar muizen na. Vandaag hadden ze weer niks te eten.

Die avond om het kampvuur kwam Valk met een idee. "Laten we een val maken om de Militie in te lokken." De reacties waren positief behalve bij Jeffrey,"Hoe wil je dat ooit voor elkaar krijgen we weten niet waar de militie is en we hebben dus bijna geen kans." Verder zullen zij niet snel in een hinderlaag lopen we moeten eerst onderzoeken"
 

DeletedUser

Guest
We zoeken hulp bij de leden van La liberté, en maken ze 1 voor 1 af, een guerilla taktiek
 

DeletedUser78

Guest
Loena keek editor verbaast aan. 'wie bedoel je? de Militie? of de La Liberté leden? als je dat laatste bedoeld, zou je mij ook moeten vermoorden...'
 

DeletedUser

Guest
Nee, jullie kennen de streek toch, de strategische plaatsen, waar we de militieleden in een val kunnen lokken, we filteren ze in kleine groepjes en maken groepje per groepje af, indien we steun zouden kunnen krijgen van nog enkele la liberté-leden zouden we ze toch te baas kunnen? ofniet?
 

DeletedUser

Guest
Opeens riep Editor: 'Kijk daar!' Allen keken verschrikt om. Daar, een eenzame ruiter, die in galop van hen vandaan reed. Dat moest haast wel een Militielid zijn.

Dat was het ook. Het Militielid kwam niet veel later aan bij Kehams groep. 'Gevonden, generaal,' gromde hij. 'Ze zitten twee uur stapvoets van hier. Dat meisje en haar helpers zullen zó in onze handen vallen.' Bij het horen van dit flitste er iets door het getergde hoofd van Marbok. Hier werd iets belangrijks gezegd. Maar zijn gedachten konden het niet vatten en hij verviel weer in zijn oude kwelling. 'Uitstekend,' gromde Keham. 'Tot hoe dicht ben je ze genaderd?' Het antwoord bleef even uit, waarna de andere stem klink: 'Ik ben gezien, generaal.' Een dreun was het volgende dat Marbok kon horen, maar hij lette er niet meer op.
 

DeletedUser

Guest
Jeffrey ging rechtstaan. Het vuurtje was kleiner geworden en iedereen was in paniek. Hij zuchtte, ze hadden zich amper kunnen voorbereiden en nu waren ze er al. Hij stelde voor dat ze allemaal op de berg gingen staan,wat verder. Als ze dan aan kwamen gelopen, konden zij de waarschijnlijk beslissende eerste slag toedienen. 'Weet je met hoeveel ze zijn?' Vroeg hij aan Leona.
 
Bovenaan