Toen hij op een dag onderweg was naar de geheime schuilplaats van La Liberté, werd hij plots besprongen door twee leden van de Militie. Hij zette het meteen op een lopen. Niet omdat hij bang was, maar omdat hij wist dat de schuilplaats blijkbaar ontdekt was en hij dus de anderen moest waarschuwen. Toen hij echter naar het dorp rende, zaten de mensen van de Militie nog steeds zo dicht op zijn hielen dat hij ze ergens anders moest proberen af te schudden. Hij voerde ze de wildernis in. Pas ’s avonds lat durfde hij terug te sluipen naar het dorp, in de hoop dat hij ongezien enkele andere leden van La Liberté kon waarschuwen. Maar wat hij toen zag, deed hem verstijven van ontzetting. Het hele dorp was ’s avonds nog op om te kijken naar een massa-executie. Vastgebonden zaten twee leden van La Liberté, en... zijn ouders! Zijn ouders, die hier niets mee te maken wilden hebben! Doordat hij in La Liberté zat, hadden de machthebbers blijkbaar besloten dan ook maar gelijk zijn ouders te vermoorden. Waanzinnig sprong hij naar voren en gilde hun namen. Dat was genoeg voor leden van de Militie om hem achterna te sprinten. Weer moest hij weghollen. Op het einde van het dorp was hij bijna ingehaald door een gevaarlijk uitziend lid van de Militie. Maar plotseling scheerde er een pijl uit het niets, die hem in de keel trof. Grim sprong tevoorschijn, met achter hem het meisje Leona, die onlangs ook lid was geworden. De andere bewakers aarzelden. Grim snauwde hem toe: ‘Hoe kon je zo stom zijn dit te doen? Nu, vlug, lopen!’
De achtervolging duurde dagen. Grim, Leona en hij vluchtten alsmaar verder weg van Peklion. De machthebbers van Peklion hadden besloten een georganiseerde klopjacht op te stellen. De bruutste generaal, Keham, werd met negen Militieleden achter hen aan gestuurd. Zij kenden geen genade. Leona had kennissen in het dorp Hernia, dus besloten ze daarheen te vluchten. In Hernia zouden ze veilig zijn.
En het leek nog wel zo goed te gaan..! Op een avond wisten ze dat ze vlak bij Hernia zouden zijn. Ze besloten de hele nacht verder te gaan. Maar plots was daar het hevige natuurgeweld, waardoor de hemel werd verduisterd. Toen ze bij Hernia aankwamen, was het enige dat ze zagen een gapend gat en ze roken verstikkende dampen. Dus ze vluchtten van Hernia af, niet wetend waar naartoe. Hun achtervolgers zaten hen nog steeds op de hielen.
Totdat ze werden ingehaald. Grim, Leona en hij liepen afgemat door het woud, toen ze de stappen te laat achter zich hoorden. Grim werd getroffen door vier pijlen, die zich in zijn rug boorden. Hij vloog tegen de grond aan. Geestelijk getroffen bleven Leona en hij staan, terwijl de Militieleden op hen af sprongen. ‘Vlucht...’ was alles wat Grim nog uit kon brengen, totdat hij stierf. Ja, ze moesten vluchten. Maar hij wist dat ze dit niet konden volhouden. Één iemand kon de Militieleden bezighouden terwijl de ander zou vluchten. En hij wist dat hij het nooit over zijn hart zou kunnen verkrijgen de vluchtende persoon te zijn. Dus wierp hij zich op de Militieleden. Leona wist hier niets van. Ze keek niet op of om, doch rende zo hard ze kon verder.
Natuurlijk was het een ongelijke strijd. Toch weerde hij de zwaard- en speerslagen af als een volleerd vechter. Ook pijlen ontweek hij, totdat er één hem in zijn buik trof. Hij schreeuwde en trok de pijl eruit. Het zag er niet ernstig uit. Toen stapte hun hoofdman, generaal Keham, naar voren. Er lag een spottende grijns op zijn mond. ‘Laten we eens kijken hoe je het er tegen mij afbrengt, jongeman,’ lispelde hij. De Militieleden maakten ruim baan. Keham hanteerde een strijdbijl, die hij hard naar hem uithaalde. Toch ving hij steeds de klap op. Dit ging zo een tijdje door. Net begon hij te denken dat hij het er wel goed afbracht, toen Keham in een schaterlachen uitbarstte. Hij had alleen maar een spelletje met hem gespeeld! Zijn volgende bijlslag trof hem op de linkerarm en reet deze open. Opeens pakte hij een kei en smeet die naar hem toe. Als reflex hield hij zijn schild voor zich. De kei trof het schild met zo’n kracht, dat hij achterover vloog en het schild de lucht in tolde. Hij sprong op, maar het volgende moment werd hij weer hardhandig op de grond gegooid. Zijn ribben kraakten. Weer sprong hij op en weer werd hij op de grond gegooid. De Militieleden barstten in lachen uit. ‘Je moet je plaats kennen, jongen,’ zei Keham vol venijn. ‘Liggen!’ De jongen trapte woest naar Keham en raakte hem tegen zijn schenen. Daarop werd Keham kwaad. Hij trapte de jongen. En nog eens. En nog eens. Net zolang tot de tranen over zijn wangen stroomden, maar hij gaf geen kik. Toen werd hij gebonden en op de plaats gegooid waar hij nu nog steeds lag.
Enkele Militieleden waren vooruit gerend om Leona te vinden. ‘Laat het ze niet lukken,’ bat de jongen, Marbok. ‘Laat het ze niet lukken...’